De Haagse Binckhorsthaven in historisch perspectief/ Introductie

(september 2008)

Peter Drijver, Koos Havelaaruitgave SHIE Den Haag

Met het splitsen van functies en bestemmingen in de stad zijn sommige stadsdelen kwetsbaarder dan voorheen. Tot begin twintigste eeuw waren veel bedrijven –kantoren, werkplaatsen en industrie– te vinden in gebieden waar ook veel werd gewoond. De geschiedenis van Ruton illustreert dat. 

De firma Thabur bestond reeds in 1925 en was gevestigd aan de Annastraat te 's-Gravenhage, doch ze had toen slechts 5 werknemers.
Jozeph Blik (Amsterdam, 1895-??) was de zoon van Louis Blik en Elizabeth Leeuwarden. Hij huwde in 1917 met Klara Content en hun kinderen waren Rudolf Louis Blik en Elly Bella Blik. Hij begon in de goud- en zilverwerkenfabriek van Joseph B. Citroen en daarna werd hij opgeleid tot diamantwerker bij de Diamantslijperij Asscher. Hij had echter meer belangstelling voor de elektrotechniek en kwam te werk bij N.V. Bouwens & Vorkink, een handelsmaatschappij die de producten van Heemaf verkocht.
In 1925 werd Jozeph Blik directeur van Thabur, waarna zich een snelle groei van de firma inzette. In 1931 waren er reeds 50 mensen in dienst. In 1934 verhuisde men naar de Zuilingstraat, en het personeelsbestand was al tot 100 gegroeid. In 1938 werkten er meer dan 400 mensen. Geleidelijk aan ging de groothandel in elektrotechnische materialen en producten ook over tot de fabricage hiervan, zodat men de producten niet meer in het buitenland hoefde te bestellen. Dit leidde tot een fabriek voor apparaten en metaalwaren aan de Waldorpstraat, waar onder meer de stofzuigers werden vervaardigd, en een fabriek voor verlichtingsarmaturen aan de Warmoezierstraat. Rudolf Blik bedacht het nieuwe merk Rubli dat verlichting, strijkijzers, stofzuigers, kachels en haarden voerde. Toe Rudolf met Tonnie trouwde richtte hij het merk Ruton op. De producten werden voortaan onder de merknaam Ruton verkocht.
Ook na de Tweede Wereldoorlog zijn er onder de merknaam Ruton nog vele producten producten verkocht, en wel kleine huishoudelijke apparaten zoals stofzuigers, handmixers en strijkijzers, maar ook witgoed als koelkasten, wasmachines en wasdrogers. Wel nam de invloed van Philips op het bedrijf geleidelijk toe. Uiteindelijk werd Ruton een van de vele Philipsmerken, dat uiteindelijk werd afgestoten. Ook de fabrieken bestaan niet meer.


Met de schaalvergroting in de industrie werd aanleg en planning van bedrijventerreinen een belangrijke gemeentelijke verantwoordelijkheid. Niet alleen om zich van groeiend economisch potentiëel te blijven verzekeren, maar ook om grip te krijgen op hygiëne en leefomstandigheden in de stad. Zo groeide de gasfabriek aan de Loosduinseweg uit haar jas en werd naar de Trekweg verplaatst waar de kolenbevoorrading via de Vliet efficiënter kon worden afgewikkeld. Tegelijkertijd werd een gemeentelijk slachthuis geopend en werd het de slagers verboden in hun winkels en werkplaatsen te slachten. 
In de 19e eeuw vonden bedrijven hun plekvooral langs waterwegen en singels (Mutters, Pander), in de 20e eeuw werden gemeentelijke bedrijventerreinen meer planmatig aangelegd aan de rand van de stad nabij spoorverbindingen en kanalen en in de nabijheid van arbeiderswijken. En waar onvoldoende goedkope woningvoorraad nabij was werd ook hier in adekwate volkshuisvsting voorzien: Spoorwijk met zijn ‘verbeterdorp’ en het Scheveningse Duindorp bijvoorbeeld. De grootschalige uitbreiding van de Scheveningse binnenhavens, maar ook de aanleg van het Laakhavengebied nabij het gemeentelijk abattoir, het Laakkanaal en de Groothandelsmarkt zijn hiervan voorbeelden. Marktterrein aan de Fruitweg, Laakhavens en Binckhorst zullen tot aan de zestiger jaren uitgroeien tot het industriegebied van Den Haag waar behalve de voedingsmiddelen industrie ook de technische industrie (van der Heem, Fridor, Indola, Philips, van Heijst, Escher) bloeit. Het aanbieden van nieuwe terreinen brengt altijd verhuisbewegingen op gang: uit de binnenstad naar Laakhaven, van Laakhaven naar de Bickhorst en van de Binckhorst naar de Plaspoelpolder en Kerketuinen.

Vanaf de zestiger jaren keert het tij: veel industrie valt ten prooi aan overnames en fusies en wordt van lieverlee naar elders verplaatst. Het economisch profiel van den Haag wordt meer en meer bepaald door de rijksoverheid, de hoofdkantoren van petrochemie, handelsfirmaas en kleinschalige bedrijvigheid. Trotse industriegebieden veranderen van karakter waarbij de oudste gebieden het eerst omvallen: Uitenhagestraat, Fruitweggebied en Laakhavengebied maken een neergang mee waarin het marginaal gebruikte gebieden worden voor autoslopers, bouwmarkten, outlets, prostitutie en allerhande opslag. Pas aan het eind van de 20e eeuw –na grootschalige sloop– zullen deze gebieden van karakter wijzigen. Veel hoogwaardige industriële bebouwing en kantoren is dan al opgeofferd voor de bouw van nondescripte bedrijfshalletjes die al snel geen duurzame bestemming voor het terrein bleken te kunnen zijn. Nieuwe, blijvender bestemmingen worden gevonden in een upgrade van bouwmarkten, outlets en showrooms in combinatie met kantoren, onderwijsfuncties en wonen: Haagsche Hogeschool, Calandria en Slachthuisterrein in de Laakhaven, het Groothandelsmarktterrein meer naar het zuidwesten.
Ook het Binckhorstgebied is al langere tijd aan een sluipend herstructureringsproces bezig. De opzet van de Binckhorst is gemengd: gemeentelijke woningbouw naast de begraafplaats, kleinschalige bedrijfsterreinen, groothandel en grootschalige industrie is afgewisseld met terreinen voor bulk-overslag aan de havens. Evenals aan de Loosduinseweg stond de bodemsanering een herbestemming van het terrein van de gasfabriek in de weg. In de tachtiger jaren maakte de markt handig gebruik van een weifelende overheid door in het wilde weg kantoorfuncties toe te laten. Het kasteel verdween achter rijkskantoren en twintig jaar lang zou de Binckhorst slagveld tussen autodealers en kantorenbeleggers zijn. De ‘Gemeentestaal’ –een fraai schiereiland op de grens van Voorburg– werd helaas geen woningbouwlocatie maar toebedeeld aan de privatiserende Staatdrukkerij die de rivierenbuurt verliet. Op de plaats van de het fraaie van der Heemcomplex verrees een even prestigieus kantorencomplex voor de KPN. De Laurens sigarettenfabriek ‘Le Khédive’ –ooit gestart aan de Rijswijkseweg en in de vijftiger jaren verhuisd naar de Maanweg– is na jaren van leegstand omgebouwd tot een bedrijfsverzamelgebouw waarin creatieve beroepen zijn gehuisvest.  Als ‘Caballerofabriek’ herinnert de naam aan de bekendste sigaret die er werd gemaakt. De Anthony Fokkerschool verhuisde naar Hoofddorp en liet een fraai pand achter met hangar en al. Een tjdelijke functie werd gevonden in een regionaal opererende kerk die hier massale bijeenkomsten organiseert. Sloop van dit gebouw leek onvermijdelijk totdat bleek dat voor de nieuwe ontsluiting van het Trekvliettracé ook een andere locatie kon worden gebruikt. Ook dit gebouw zal tot bedrijfsverzamelgebouw worden verbouwd.
De gemeentelijke voorzet voor een Masterplan van de Binckhorst, opgesteld door bureau OMA, bood de Binckhorst geen ander uitzicht dan dat wat was weggelegd voor Laakhavens en Groothandelsterrein. Grootschalige sloop en totale transformatie tot een trendy stedelijk landschap zoals we dat overal op de aardbol op nieuwbouwlocaties aantreffen. De werkelijke opgave echter is herstructurering van het gebied, waarbij herbestemming van gebouwen en infrastructuur ankerplaatsen bieden om nieuwe programmas en invullingen in te bedden. Deze nota geeft aan wat de onderscheiden kwaliteiten zijn van de parels die er nog liggen.

Peter Drijver