De Moderne Stad (Het Hofkwartier, oktober 2013)

Noordeinde/Hofkwartier als stad van de toekomst

Oorlogsmachine, vrijplaats, cultureel brandpunt, handelsplaats, uitdrukking van macht en welvaart –érgens halverwege de vorige eeuw had de stad al haar traditionele waarden en betekenissen verloren. Feitelijk leek er geen reden meer om die oude stad te bewaren: de economie was weggetrokken naar de stadsrand en de bewoners naar de huizen-met-tuintjes in de groeikernen. Wat volgden waren Grootse Visies van wegdoorbraken, saneringen en goedkope portiek-etage woningen voor de sociale groepen. Makettes imponeerden en wethouders knipten linten. En stoffige musealisering leek de toekomst voor een archief aan monumentale stadsdelen.

 

 

 

 

Vandaag de dag, een halve eeuw verder zijn de kaarten geschud en is de uitkomst volstrekt anders. Met name de oudste en minst geschonden delen van de stad –practisch onbereikbaar voor autoverkeer en vrachtwagens– maken vreemd genoeg een wedergeboorte door. En vormen nu de motor die de mensen naar de stad trekt. Een stad die in niets meer lijkt op datgene wat de traditionele stad heeft gemaakt tot wat hij is. De handel gebeurt immers in eerste plaats via internet, ons werk en onze culturele brandpunten zijn over een hele regio verspreid.

Van Koniginnegracht tot Torenstraat, van Willemspark tot Stationsbuurt is de dicht-volgepakte Haagse binnenstad als woon- en werkgebied herontdekt. Een gebied dat kansen bied aan uiteenlopende vormen van voorzieningen die een web van instellingen, bedrijfjes en ZZP-ers ondersteunt. Een gebied waarin de basis van de economie wordt gevormd door de industrie van politiek en rechtspraak, maar waarin ambachten, artistieke beroepen, cultuur en horeca naadloos passen. Een gebied waar alles op loop- of fietsafstand ligt en waar je kan kiezen tussen de rauwe tonijn van Wox of broodje speklap van de Vrijheid. 

 

Stedeling

De stedelingen van vandaag zijn dan ook niet dezelfde van pakweg een halve eeuw terug. Ze maken de bewuste keuze om te leven op een plek die ze vroeger alleen bezochten wanneer ze in een vreemd land op vakantie waren. En als wereldburgers weten ze dat hun eigen stad en cultuur deel is van hun eigen identiteit. Ze weten dat globalisering in eerste instantie betekent dat je het eigene van huis en stad moet kennen en koesteren. 

In het verleden waren er generaties die hun persoonlijk waardenstelsel baseerden op dat van kerkvoorgangers, overnamen van hun ouders of van politieke visionairs. Vandaag willen we ons waardenstelsel baseren op door onszelf gekozen communities rond pakweg walvissen, fair-trade, muziek, broeikaseffect, persoonlijke zorg en allerlei individuele vrijheden. En die waaier aan donateurschappen, lidmaatschappen en facebookfavorieten willen we persoonlijk slijpen en ijken door individueel kennis te maken met dat wat onze cultuur is en gemaakt heeft. Zo willen we ook de traditionele stad ervaren en gebruiken als moderne habitat –niet onderzoeken als historisch en doods relict want we zijn geen van allen archeologen.

 

Polis

Op pleinen en straten van de stad mag dat misschien allemaal een open deur lijken, maar voor de macht ligt dat anders. Macht en welvaart van de overheid wordt vanouds gecommuniceerd met iconen: Paleis op de Dam, Huis ten Bosch... De 17e eeuwse republiek kende nog een open wisselwerking tussen de kunsten. Wie kan er nog een indrukwekkend overheidsgebouw noemen uit 1960? 1970? 1980?

In Nederland –volgens velen toch het utopia van de moderne architectuur– gebeurt dit vandaag de dag nog onveranderd met schoenendozen in een saai corporate gedistingeerd grijs. Het Haagse Stadhuis, de Tweede Kamer, Europol, Financiën en binnenkort de Hoge Raad en wellicht Eurojust en Spuiforum –allemaal modernistische objecten alsof we net als in de jaren '30 onze humanitaire waarden moeten uitdragen met de sobere weelde van die schoenendoos. 

De nomenklatoera van de politiek heeft zo zijn eigen agenda, zijn eigen visie –toch de door ons vrijgestelden die in de stad, de provincie of staat ervoor moeten zorgen dat we prettig en productief kunnen samenleven.

 

Eenzelfde belegen visie ligt ten grondslag aan het nieuw opgestelde bestemmingsplan St Jacobskerk en omgeving. Zonder ook maar het huidige bestemmingsplan geëvalueerd te hebben met de buurt hebben de wethouders hun nieuwe liberale filosofietjes erbovenop gelegd. Maar de contrabande in de regels van het bestemmingsplan gaat ten koste van wonen boven winkels, ten koste van branchevrijheid en werkt ten gunste van huisjesmelkers en grootschalige horeca-exploitanten. Daarmee lopen ze de stad, de stedeling en de economie in de weg. De stad van de toekomst is allang niet meer de lounge van de slaapwijken: de stad van vandaag is bewoond.

 

peter drijver