De Vaillantlaan van Jo Coenen

(Kridelahe 1988)

Het stedebouwkundig-architektonische plan van Jo Coenen voor de Vaillantlaan is begin oktober wereldkundig gemaakt. Het plan beoogt -ondanks een gefaseerde planvorming en uitvoering- de Vaillantlaan tot een laan te maken met een samenhangende stedebouwkundige en architektonische karakteristiek. 

 

 

Percier & laFontaine
Om dit voor elkaar te krijgen is niet zozeer een kompleks geheel aan bepalingen omschreven waarbinnen de architekten hun individuele bouwopgave moeten vormgeven (zoals bv Weebers Venserpolder in Amsterdam), of een konsistente set architektonische referenties (zoals bv Koolhaas' IJplein in Amsterdam. Zie voor de problematische verhoudingen tussen stedebouwkundig plan en architektonische expressie oa Stedebouw van Kavels? in Kridelahé  0). Gekozen is daarentegen voor een optie waarbij de architekt van de laan de gevels goeddeels al heeft vormgegeven, en de architekten per bouwinitiatief achter deze gevel hun projekt vormgeven.
Dit fenomeen kennen we uit Parijs, waarbij oa Hardouin-Mansart voor Lodewijk XIV optrad als vormgever van de openbare ruimte. Place Vendome kwam zo tot stand, waarbij partikulieren per travee een perceel konden bemachtigen mits voorzien van de uniforme door Hardouin Mansart ontworpen gevel. Later, bij de realisering van de Rue Rivoli arcadeblokken van Percier en La Fontaine (onder Napoleon, begin 19e eeuw, zie figuur 1) gebeurde ook iets dergelijks. Hier waren de gevels eveneens voorgeschreven, en werd van overheidswege de begane grond winkel-verdieping met de beroemde arcades aangelegd. Door de woekerprijzen duurde het meer dan 11 jaar voordat van enige bouwaktiviteit ó p deze arkadeblokken sprake was! 
In beide gevallen kunnen de planningsingrepen worden gezien als public-private-partnerships avant la lettre: geboren uit geldnood waren  het praktische manieren om de stad toch van die stedebouwkundige krachttoeren te voorzien die voordien slechts mogelijk waren geweest door absolute heersers als Hendrik de Vierde (Place Dauphine, Place des Vosges, begin 17e eeuw).

Het architektonisch beeld
Voor wat betreft het beeld van de architektuur die Coenen voor de Vaillantlaan voorziet dringt de vergelijking zich op met het latere werk van Perret. Met name de geprononceerde raamomlijstingen met diepe neggen, en daartussen de vlakvullingen lijken op de blokken welke we in Le Havre kennen. 

Perret (Brussel 1874- Parijs 1954) was vlak na de oorlog al een oude meester. Aan het begin van deze eeuw werkten bijvoorbeeld Mies van der Rohe en Jeanneret op zijn buro om praktische ervaring op te doen met het nieuwe materiaal Gewapend Beton waar elk later zo zijn eigen vorm aan zou geven. Het is juist voor het beton dat Perret als geen ander een architektonische uitdrukking  heeft gevonden in de expressie van het skelet. Voor de vormgeving hiervan kombineert Perret de heldere expressie van houtkonstrukties met het gestripte avantgarde-classicisme van zijn docent Guadet. Perret trad met deze expressie van een konstruktieve rationaliteit in de voetsporen van Viollet-le Duc.
In de loop van zijn werk zou Perret dit classicisme een eigen inhoud geven door konstruktieve ornamenten te ontwikkelen welke een konstante zijn geworden in zijn werk. Een voorbeeld hiervan is de naar onder taps toelopende zuil, waarvan de kannelures zijn bepaald door de houten bekisting, en het kapiteel wordt bepaald door de overgang van de ronde schacht via regelvlakken naar de rechthoekige balkdoorsnede welke zij steunt. Met deze zuil wordt getracht een nieuwe orde te scheppen op basis van de tektonische eigenschappen en mogelijkheden van gewapend beton. Mies zou de periode na de Tweede Wereldoorlog benutten om het gewalste staalprofiel de potenties van een architektonische orde te geven. Waar Mies slaagde isoleerde juist de ornamentiek  Perret van de betontoepassingen van de andere modernisten. Immers, een orde kan slechts betekenisvol zijn wanneer zij universeel is, dwz niet alleen als handelsmerk van een bepaalde architekt gekend kan zijn. Met andere woorden geldt dit ook voor de eigenwijze dekoratieve "spulletjes" van die andere Belg, Charles Vandenhove, en Coenens ronde ramen kenden we ook al.

Le Havre
Perrets plan voor de herbouw van Le Havre was ambitieus, en de nadruk lag op de ontwikkeling van een nieuw, spektakulair type stadsbebouwing. Afgezien van moderne snufjes als centrale verwarming,  eigentijds sanitair, vuilstortkokers en dergelijke zouden de blokken in de nieuwe stad opgebouwd zijn uit geprefabriceerde gewapende beton elementen, op een uniform raster en met een uniforme overspanning (6.21 meter). De daken zouden als terrassen worden ingericht, en zouden -evenals galerijen op vastgestelde hoogtes-  met bruggen worden doorgekoppeld tot een fijn vertakt voetgangersnetwerk boven de stad van de winkels en het autoverkeer (zie figuur 2). Perrets voorstel greep zo terug op voorstellen van Hilbersheimer en de Haussmanniaanse Immeubles langs de Rue Rivoli, en werd voorloper van de doorgaans strukturalistische netwerk-projekten uit de zestiger jaren (Toulouse Le Mirail van Candilis-Woods onder andere). 
Het plan bestaat uit een rechthoekig stratenstelsel parallel aan de monding van de Seine. In het plan is onder meer het  koopcentrum, de markthal, het cultureel centrum, de kathedraal, het museum voor moderne kunst en het stadhuis opgenomen: het is in alle programmatische opzichten het hart van een grote stad (zie figuur 3). Bij de uitwerking werden veel architekten uit de "school van Perret" ingeschakeld, Perret zelf bouwde onder meer het stadhuis (figuur 4) en de kerk. Het strikte stedebouwkundig plan, de beperkte architektenkeuze en de bepalingen van materialisering en maatvoering drukken nu nog hun stempel op het beeld van de stad. 
Bij de uitvoering van het rekonstruktieplan voor Le Havre sneuvelden onder meer de dakterrassen en doorverbonden galerijen. Wat bleef echter was de eenheid in materialisering, architektonische expressie, verhoudingen en maatvoering Bij het gereedkomen van Le Havre wierp men Perret voor de voeten geen oog te hebben gehad voor de moderne eisen van stedebouw, en alles opgelost te hebben alsof het een statisch architektonische opgave was. Een kritiek uit de koker van architekten en stedebouwkundigen die de stad opnieuw wilden uitvinden als optelsom van stroken, torens en winkelcentra. 
Een kritiek ook die nauwelijks hout blijkt te snijden bij een bezoek aan Le Havre nu. Perrets Le Havre is een stad als elke andere stad:  moeiteloos kun je door de straten en arkades, langs pleinen en plantsoenen wandelen of flaneren langs de boulevards. Nergens is er een problematische konkurrentie tussen de kantoren en de woningen, tussen monumentaal en informeel, tussen het groen en de vele winkels aan de straten. Het is een ontwerp dat is samengesteld op basis van een typologische kennis van een stad: alle samenstellende onderdelen zijn er op een levensvatbare manier geordend, en in een terughoudend classicisme vormgegeven (figuur 5).
Le Havre is niets bijzonders, niet opvallend, en dat maakt het tot een bijzonder en opvallend ontwerp.

 

Aktualiteit van het Stedebouwkundig Behang
Wat ons in Le Havre fascineert is de vanzelfsprekendheid ervan, en het aandeel dat de stedebouw (typologische rijkdom) en architektuur (konsistent beeld) hierin hebben. In hoeverre is dit een operationele optie voor de Schilderswijk?

Er bestaat geen architektonische overeenstemming meer waarop teruggevallen kan worden om het beeld van de stad konsistent te maken (zoals de School van Perret in Le Havre, of de Amsterdamse School in Amsterdam-Zuid). Dat betekent dat dan strikter regels moeten worden opgesteld waarbinnen de architekten zich moeten uitdrukken. 

Bij IJplein zagen we dit door de door Koolhaas megegeven architektonische referenties (modernisten). Coenens bouwdoos als moderne variant op de Rue-Rivoli-aanpak lijkt een geschikte strategie. Echter, die architekten die toch al niet veel op hadden met stedebouw hebben  nu al geprotesteerd tegen het plan omdat het hun kreativiteit zou kapittelen (!). Een teken aan de wand voor alle bouwteams, waar praten over plattegronden blijkbaar minder kreativiteit vergt dan de gevel...
De schaal van de stedebouwkundige ingreep wordt door het plan van Coenen ter diskussie gesteld. Voor de stadsvernieuwing een probleem dat ons ook al jaren fascineert. Omdat dit nu samenvalt met een groot verkeerstracé  lijkt dit heel wat, en hier ontstaat het misverstand. Immers, hiermee is nog steeds geen maat-regel plan gedefinië erd voor de stadsvernieuwing binnen de deelgebiedsgewijze aanpak zelf, á chter de Vaillantlaan... Vooralsnog ziet het ernaaruit dat we een versnipperd aantal deelgebieden in de Schilderswijk krijgen welke een andere aanpak illustreren (rond van der Vennestraat, Rochussenstraat, Jan Blankenstraat), aangevuld met een elegante laan, die de herinnering levend houdt van  samenhang en schaal die de Schilderswijk eens had.

peter drijver


Figuur 1: Percier & LaFontaines Rue de Rivoli het achtste wereldwonder voor de ontwikkeling van de moderne stedebouw.

Figuur 2: Perret's voorstel voor Le Havre: parkeerkelders, winkels, woningen en dakterrassen.

Figuur 3: Le Havre, de Avenue Foch en de Porte Océ ane

Figuur 4: Perrets stadhuis van Le Havre tijdens de bouw (1955)

Figuur 5: Le Havre: straatbeeld op zondaochtend.