Flexibele Woningplattegronden

(Kridelahe 11 1988)

Flexibele plattegronden: achtergronden/verwachtingen


Een woning als een jas, een woning die met je meegroeit, ruimte biedt waar deze nodig is, en weer krimpt wanneer je die extra ruimte niet meer benut. Op het einde van de 19e eeuw werd duidelijk dat de arbeidersklasse naar burgerlijk model gehuisvest diende te gaan worden, dat wil zeggen in gezinsverband. Noch de paleizen van de rijken, noch de sloppen van de paupers konden hiervoor de oplossing zijn. En met de definitie van de volkshuisvesting (woningwet 1901) als taak van de overheid werd de volkshuisvesting dan ook als ontwerpprobleem benoemd. 

Mechanisch Ballet
In de Sovjet Unie werden na de revolutie kollektieve woonvormen ontwikkeld, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen de sobere individuele woning aanvullen. In Frankrijk wonnen poë zie en charme van de komfortabele oceanliner en trein de overtuiging van ontwerpers: woekeren met ruimte leverde een eigen kwaliteit op. Bij Le Corbusiers zg treinvillaas uit de 20-er jaren konden de bedden uit ingenieuze kasten en gangen worden geschoven, de woonkamer kon in coupé s worden onderverdeeld: met couchettes!.Eileen Gray's villas, het Maison de Verre van Pierre Chareau, alle zijn zij rijk voorzien van mobiele meubels, een mechanisch ballet dat pas in laatste instantie met funktionaliteit te maken heeft. 
 

Opklapbed
Woekeren met kostbare ruimte, en deze slechts benutten wanneer het strikt noodzakelijk is. In Nederland is het met name de kalvinistische logika van deze redenering die in de twintigste eeuw volkshuisvestend en ontwerpend Nederland heeft beziggehouden. Nieuwe oplossingen als alternatief voor het 19e eeuwse herenhuis-met-brede-en-smalle-beuk. Rietvelds ruimtelijke ballet van de schuifwanden in het Schrö der huis maakten het mogelijk dat mevrouw Schrö der er bijna een halve eeuw naar haar zin woonde. Aan de 
Vroesenlaan in Rotterdam bouwde van den Broek een blok flats waarvan de bewoners verondersteld werden iedere ochtend en avond hun woning te veranderen naar dag- en nachtgebruik. 
Woekeren met ruimte betekent het schrappen van de overmaat; architekten moesten plots alle ruimtelijke eisen van het privé leven van hun bewoners kennen en beoordelen teneinde te kunnen optimaliseren. Architekten gingen analyses maken van opstaan tot slapengaan, van looplijnen, bezonningslijnen op de vloer van de slaapkamers, van levensloop en slaapkamergeheimen. De architekten verruilden tekenpen tijdelijk voor sthetoscoop en divanbed, en met name in Duitsland en Nederland versmolt de Moderne Beweging met de volkshuisvesting. Niet alleen in de vorm van studieprojekten of gerealiseerde kompleksen werden formidabele bijdragen geleverd, maar ook in de vorm van normstellingen of planologische procedures waaraan gedegen studies ten grondslag lagen. 

Doorzon
Vreemd genoeg is het juist de normstelling van de moderne beweging die de woningtypologie zo ernstig verarmd heeft. Een monument hiervan vormen de plattegronden van Weebers Zwarte Madonna: niet zozeer omdat Weeber een handvol andere kompleksen heeft gebouwd met soortgelijke plattegronden, maar juist omdat de kwaliteit van de woningen aleen te snappen is vanuit de perfekte pasvorm naar de norm. Als de Voorschriften en Wenken de puzzle is, dan is de Zwarte Madonna een uitstekende oplossing. Een andere of een specifieke woonkwaliteit is noch aan de plattegronden noch in de woningen te zien. Voor de gemiddelde doorzonwoning geldt dit schijnbaar ook, maar "tuintje voor en tuintje achter" vormen samen met de strikte individualiteit toch altijd de kwaliteitskurk waar dit woingtype op drijft.

Sonja 
Deze eenheidsworst leek te worden afgebeten na de komst van de van Dam regeling, later de regeling Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens. Hierin waren woonprogrammaas opgenomen met een verschillende mate van kollektiviteit, van investerings- en huurnivo, en van een verschillende normstelling. Zo mocht je bv bij een HAT eenheid het toilet pardoes in de keuken laten uitkomen, iets wat bij Voorschriften en Wenken plattegronden terecht verboden was. Het bijzondere was dat deze HATregeling woningtypes propageerden voor uitgesproken minderheden: woongebouwen voor gastarbeiders, studentenflats, jongerenhuisvesting, allerlei kategorieë n starters kortom waarvan verondersteld werd dat de bekende eenheidsworst deze na de start zou kunnen opnemen. 
Het heeft niet zo mogen zijn: de HAT regeling heeft woningzoekend Nederland opgezadeld met piepkleine 2- en é é nkamerwoningen met een relatief hoge huur. Omdat de HAT-regeling het mogelijk maakte relatief meer subsidie per vierkante meter te krijgen van het rijk, werden deze eenheden gemaakt in kostbare verbouwprojekten. En omdat de HAT regeling hoge investeringen mogelijk maakt, maar afstraft met een extra hoog huurpercentage, is de huurder de dupe -en daarmee schiet de HAT regeling haar doel voorbij wanneer ze jongeren wil huisvesten.
Voor woonprogrammaas met gemeenschappelijke voorzieningen werd toch meer en meer de gewone woningwetsubsisie aangesproken, omdat de aanvankelijke flexibele opzet van de HAT-regeling steeds minder uit de verf kwam.


X-Y-Z
Met het verdwijnen van het standaardgezin verdween het standaardwoonprogramma: het woningtype bleef echter. Meer en meer lag de woningvraag bij alleenstaanden. Begin tachtiger jaren tekende zich dan ook de situatie af dat korporaties toch liever een gewone woning erbij namen dan een -in de toekomst moeilijk te verhuren- HAT eenheid. Om nu de starters, woongroepers ea toch te kunnen huisvesten werd gezocht naar mogelijkheden binnen de gangbare woningtypen om door enkele aanpassingen de woningen meervoudig te kunnen laten bewonen. Het woonprogramma van de ideeë nprijsvraag Kruisplein, en later het woningbouwprojekt Honingerdijk -beide in Rotterdam- hebben hiervoor de toon gezet.. Alleenstaanden werden als huishoudens gezien, die al dan niet gekombineeerd een woning bewonen. Als handreiking naar de verhuurder werd de terugbouwbaarheid naar een reguliere gezinswoning ingebouwd. Hiermee kwam definitief een einde aan de eigen uitdrukking van de kollektieve woonvorm: ieder gezin is een woongroep, in 2 vierkamerwooningen past een woongroep. 

Post
Met de toenemende dwang tot individualisering, worden woongroepen, starters en 'studenten' weer als afzonderlijke kategorië n beschouwd: niet populair om voor te bouwen, en zeker niet voor de voorraad. Het is dan ook niet meer het gebied waar vernieuwing plaatsvindt voor de woningbouw. Meervoudig gebruik van plattegronden is inmiddels regel, dat wil zeggen dat afgesproken gebruiksvormen als norm in een plan aanwezig moeten zijn. De Rotterdamse kennis is hierbij geë mancipeerd tot norm, maar is inhoudelijk vervlakt: een toonbeeld van represiieve tolerantie. Vanuit de kraakbeweging zijn andere terreinen aangeduid vanwaar de vernieuwing plaats moet vinden in de volkshuisvesting: zelfbeheer, kombinaties wonen-werken en de bulk vierkante meters. Zelf- of kompleksbeheer is door de Nederlandse korporaties inmiddels ontdekt, en hier belooft een aanspreekbare decentrale aanpak zich te kombineren met een prettiger, veiliger woonomgeving. Vandalismebestrijding door spreiding van verantwoordelijkheden.
Kombinaties van wonen en werken zijn nog steeds weerbarstig en wel omdat de reguliere opdrachtgevers van werkruimtes liever investeren in kantoorkolossen of bedrijvencentra. Bovendien sluiten de financiering van woon- en werkruimtes eventuele kombinaties praktisch uit. Hier en daar wordt wat pionierwerk verricht op dit gebied, maar zeker is dat het terugbouwen van woon- naar werkruimte of omgekeerd een financieel duistere zaak blijft. Flexibiliteit laat verschillende woonprogrammaas toe, maar maakt grote verschillen in programmaas (wonen en werken) onhaalbaar.


Bulk
Ten aanzien van de Bulk-vierkante meters is er nog een onontgonnen gebied in de volkshuisvesting. De lofts in New York en de kraakkompleksen in Nederland, laten een wijze van wonen zien waarbij het de woning tot het allernoodzakelijkste is teruggebracht. Het woonkomfort en differentiatie van de woning is ingeruild voor meer kubieke meters: hoge ruimtes, grote oppervlakken.
Bij sommige experimenten met een kompakt voorzieningenapparaat (Unitwoning/Vreedenburgh, Dapperbuurt/Duinker) levert dit weliswaar een zekere vrijheid op, maar nergens is deze vrijheid aanleiding geworden voor de ontwerper om van de tweeë neenhalve meter hoge, vijfmeterveertig brede beuk af te stappen. Ook bij verbouwkompleksen wordt maar zelden gebruik gemaakt van deze ruimtelijke kwaliteiten. Vrijwel alle renovaties beginnen met een gipsplafond op tweeë neenhalve meter hoogte. Jelles' reizende keukentje in een Amsterdams pakhuizenkompleks is dan ook niet veel verder ontwikkeld, om over Prouvé s Abbé  Pierre nog maar te zwijgen...

peter drijver

Bijschriften bij Flexibele plattegronden

fig 1. Geprefabriceerd minimum keukenblok, als aanvulling op de kollektieve restaurants van Sovjet-kommunewoningen. arch. Ginsburg 1926.
Een 'gezinswoning' als 'vrijgezellenflat'.

fig 2. Interieur 'treinwoning' Stuttgart, le Corbusier, 1927. Overdag langwerpig woonvertrek, 's nachts ingedeeld tot couchettes met uitgeschoven wanden en bedden. 
Wel erg letterlijk een trein, waarvan de ruimtelijke armoede evident wordt bij vergelijking met de schuifwanden van het Schrö derhuis.

fig 3. Badkamer Maison de Verre, Chareau, Bijvoet en Dalbet 1931, Parijs. Bewegende onderdelen, de poë zie van mechanische dienstbaarheid als ultieme schoonheid.
Waarlijk een badkamer als een wasautomaat.

fig 4. Slaapkamer villa in Roquebrune, Eileen Gray., 1929. Hoofdeinde met verstelbare leesstandaard, regelbare ventilatie, verschillende beweegbare verlichtingsmogelijkheden en kast voor klep voor dagberging van het hoofdkussen.
En dit is alleen nog maar het hoofdeind.

fig. 5. Ontwerp voor minimaalwoning, Warschau. Lachert 1926. Ontwerpervaring van villaas toegepast in en praktische opgave.

fig. 6. Experimentele flats Rijswijk, van den Broek en Bakema, prefab betonelementen, 1957. Woonbeuk en dienstenbeuk: de flexibele doorzontraditie.

fig 7. Gimmie Shelter. Prefab semi-permanente woningen voor jongeren op grond van de TU Delft (1981). Kamers met gemeenschappelijke voorzieningen in een traditie van studentenflats als HAT eenheden gebouwd.