In een essay over de ontwikkeling van het industrial design stelde Simon Mari Pruys eens dat het hem achter het IJzeren Gordijn nooit echt stoorde dat de hele straat vol stond met identieke Trabants en Wartburgs: het Corbusiaans geloof in het Objet-Type (de niet-te-verbeteren-standaard-vorm van de wijnfles) en in het Objet-à-Réaction-Poëtique (de schelp) stond nog steeds voor een eigen, rationele schoonheidsbeleving. Dat geloof in de esthetische kwaliteit van een enkel standaardprodukt is nu versleten -met de Trabants, de Muur en nu de Braun radioos zelfs niet eens meer gemaakt worden. We pompen individueel onze schoenzolen op, drinken wit bier in Grand Cafées, hebben CD's van Mozart en MC Hammer en zelfs de melkfles is in onze overdaad aan design en marketing opnieuw ontworpen. We kunnen ons allang niet meer voorstellen wat 'cult-objects' waren omdat we ons alleen nog maar identificeren en representeren met Spullen. Spullen met een overdaad aan exhibitionistische finish en een abstracte binnenkant.
'Alles ist schon Dada gewesen' heette het in de Beeldende Kunst: na Dada is kunst zinloos en de restauratie van Newman en de populariteit van van Gogh lijken dit te bevestigen. Voor het Industrial Design kan nu iets dergelijks geformuleerd worden. Maar de moeder der Kunsten?
De minister van WVC heeft aangeboden de gemeentes te helpen bij het verbeteren van de architectonische kwaliteit. De gemeentes kunnen dat doen op twee manieren: allereerst treden zij in veel gevallen op als initiator en opdrachtgever voor bouwplannen. In tweede instantie zijn zij beslissende en toetsende instantie. Een Gemeentelijk Architectuurbeleidsplan zou in dat eerste kunnen voorzien: op welke wijzen kan de gemeente sturend optreden om haar culturele verantwoordelijkheid inhoud te geven tav de architectonische kwaliteit. Een Beeldkwaliteitsplan (het staat er heus, in die nota Architectuurbeleid) kan tenslotte inhoud geven aan het ruimtelijk beleid dat de gemeente ontwikkelaars en burgers meegeeft en als referentie dient bij het toetsen van plannen: dit plan is de feitelijke referentie voor het welstandsadvies, dat als laatste vangnet dient voor de architectonische kwaliteit.
De gemeente Den Haag kent als enige gemeente in Nederland al tijden een pluriform architectuurbeleid: Bofill in de chicque Archipelbuurt, Siza in de Schilderswijk, Richard Meiers stadhuis in de binnenstad en Krier om de stad te repareren. Van nederlandse architecten kan net zo'n staalkaart overlegd worden. Hier is het niet één doctrine die over de stad heengelegd wordt maar een architectonische veelkleurigheid die strategisch wordt ingezet in de veelkleurigheid van de stad. Enige gemeenschappelijke noemer is het ambitienivo, dat uit elke plek gehaald moet worden wat erin zit. Rudi Fuchs pleitte enige tijd terug voor het aanstellen van een stadsarchitect en hij dacht daarbij aan Rossi; 'de nacht erop werd ik wakker met het visioen van Fuchs als grijnzende croupier die met een harkje de Alessi Espressopotten over de stad verdeelde. Na wat er met de Lamel gebeurd is in den Haag -Wir haben es nicht gewusst- is dat een onmogelijk standpunt geworden.
Den Haag heeft geen architectonisch brandpunt, als een universiteit of academie. Wel zijn er vele uiteenlopende initiatieven die zich op een of andere manier inzetten voor de kwaliteit van architectuur en stedebouw. De haagse Berlagestichting heeft voorgesteld om met hen een haagse Nota Architectuurbeleid te maken in de openbaarheid. Een Nota die Architectuurbeleid koppelt aan Beeldkwaliteits omdat er referentiemateriaal verzameld wordt waarmee architectonische kwaliteit bespreekbaar wordt, de karakteristiek omschreven. Bijzondere stedebouwkundige ruimtes, architectonische types, architectonische topstukken, collectief geheugen en magische plaatsen; materiaal kortom dat altijd open blijft voor nieuwe interpretaties, nieuwe visies, maar nimmer onbespreekbare besluiten of doctrines toelaat. De basis voor een bloeiend openbaar debat.