Voor een stedenbouwkundig plan voor het dorp Oerle hebben de ontwerpers van Wissing voor het traditionele beeld van een echt oostbrabants dorp gekozen. Een goed idee. Maar anders dan in het verderop gelegen Brandevoort komt op de vogelvlucht van het plan hier en daar een nieuw modern huis voor: plat dak, horizontale ramen, kubische bouwmassaas. Nog niet helemaal Villa Savoye, het zwevende achtste wereldwonder, maar wel bijna. Naar de mening van Peter Verschuren van Wissing behoeft dat geen enkel probleem te zijn –als de toegepaste materialen en kleuren niet al te ver uit elkaar liggen zal het nauwelijks storen en kan het een verrijking van het geheel zijn. In het stedenbouwkundig plan is daarom hier en daar ruimhartig plaats ingeruimd voor de zeven procent van de nederlandse bevolking die graag in een modernistische woning woont: in een land waar we minderheden koesteren is zeker plaats voor de knuffelmodernist. Weer even verderop, in Gemert, heeft de gemeente evenzeer de sterke locale identiteit gekozen. Het eenvoudig te onthouden Welstandsbeleid geeft iedereen de ruimte: een groot deel van Gemert is namelijk welstandsvrije zone maar geheel omgeven door een gebied waar harmonie voorop staat met het oostbrabantse landschap en dorpsgezicht. Zo wordt de Gemertenaren een grote mate van vrijheid geboden en neemt de gemeente het risico dat als het er niet uitziet ze alleen zelf uitkijken op het resultaat van deze royale opstelling. Heel wat anders dan de randstad met haar beschermde stadsgezichten en glazen bidonvilles langs de snelwegen.
De grootmoedigheid van al deze traditionele pluriformiteit steekt schril bij de gesloten rijen die de gestaalde kaders van het modernisme vormen. Wanneer een kleine groep niet geliefd is bij het publiek, dan moet zij sleutelposities bezetten en bezet houden om macht uit te kunnen oefenen. En dat doet ze uitstekend. In de Welstandscommissies, de Kwaliteits-teams, de stedenbouwkundige diensten –overal waar namen genoemd worden en over het lot van een ontwerp beschikt kan worden. Sinds jaar en dag bezet deze zelfbenoemde nomenklatoera de stoelen van het Stimuleringsfonds waar de subsidiepot verdeeld wordt. Daar worden de gelden toegewezen om over elkaar boeken uit te geven –die bij gebrek aan publiek al ras bij de Slegte terecht komen. Sterker nog, sommige uitgevers laten de drukpersen nog even doordraaien voor een extra oplage voor deze ramsj-keten. Zo bekostigde boeken stellen elke leergierige bouwkunde student in staat vroeg een handbibliotheek aan te leggen van het modernisme en wie de jeugd heeft heeft de toekomst. Of het Stimuleringsfonds daar allemaal weet van heeft is nog maar de vraag.
In elk geval blijkt zij vastberaden bij haar keus vooral boeken te subsidiëren van publicaties over het werk van overleden colleegaas of boeken die hedendaagse modernistische architectuurstromingen in voor het voetlicht brengen. Zelfs het in boekvorm uitbrengen van de buro-agenda van VMX blijkt men voor ons interessante kost te vinden. En inhoudelijke professionele pluriformiteit is bij het Stimuleringsfonds even ver te zoeken als bij menige Welstandscommissie of Supervisor. Bernhard Hulsman probeerde het een paar jaar geleden vergeefs met een fraai boek. En onlangs werd een boek van Hans Ibelings en Vincent van Rossem unaniem afgewezen door de Adviescommissie Architectuur van het Stimuleringsfonds. De inhoud van het boek werd door de Adviescommissie niet kritisch genoeg geacht ten aanzien van het traditioneel bouwen en teveel een parade van niet-moderne gebouwen. Voor deze Adviescommissie is een traditionele woning –midden in de stad, in een tuindorp, in een bos– een icoon van de verleden tijd en een abject object van de commercie. In 2007 werd door het Stimuleringsfonds voor 1,2 miljoen euro aan publicati