In Engeland en Nederland blijkt een relatief groot deel van de allochtone inwoners zich een inkomen te kunnen verwerven als ondernemer. In Zweden blijkt dat niet te lukken omdat het overgrote deel van die inwoners niet in de 19e eeuwse ring maar in flatwijken woont met winkelcentra zonder doorgaande wegen: allemaal Pendrecht. In onze nieuwe woongebieden wil menging met bedrijvigheid maar niet lukken: de gemeentelijke regelgeving is doorgaans zo ingezet dat dit practisch onmogelijk is afgezien van de spreekwoordelijke schoonheidssalon. Doorgaande hoofdwegen, aantakking op een stedelijk netwerk zijn economische bestaansvoorwaarden als in de 19e eeuwse en de 20-40 gordels om de grote steden.
De gelatenheid waarmee de burger een dure kleine tuin in een nieuwbouw-wijk accepteert wordt uitgevent door het ‘stedelijk’ karakter te benadrukken dat het gevolg zou zijn van die kleine tuinen. De tuinen aan de Keizersgracht in Amsterdam en de bouwblokken van het Limburgse Thorn laten echter zien dat een royaal individueel domein goed samengaat met een karaktervolle stedelijke of dorpse buitenruimte. Waar komen die misverstanden dan vandaan? De overheid heeft bij ons toch de ruimtelijke regie?
In tegenstelling tot de schuldbewuste burger die genoegen neemt met een klein tuintje worden grote delen van de randstad opgeofferd aan éénlaagse bebouwing van het laagst denkbare soort. Logistieke centra met een afschrijvingstermijn van zeven jaar verrijzen in rap tempo naast het rijkswegennet en worden desgevraagd van eigen op- en afritten voorzien. In het groene hart worden reclamevlakken van 8 bij 50 meter gedoogd. De gemeentes die dit onder het mom van werkgelegenheid faciliteren verkrachten karakter en structuur van het ondergespoten akkerland in een efficiënte blokverkaveling waar het historische type van smalle diepe kavels van het intensieve landbouwbedrijf heersend is. Bij Moordrecht waagt een bord het zelfs om ‘industriegrond’ te koop aan te bieden -alsof de arbeiders in Distributieland daar ooit daadwerkelijk iets gaan máken. Afgezien van de teloorgang van de lange ongebroken doorzichten door het polderland degradeert deze ruimtelijke politiek het rijkswegennet tot straten met felverlichte showrooms en teveel invoegend verkeer.
Dat de kwaliteit van het leven hier uiteindelijk onder lijdt lijkt zonneklaar -de lastendruk, de verspilde tijd in het woon- werkverkeer, de beroerde ontsluiting van de nieuwe woongebieden, de enorme afstand van het woonhuis tot een plek waar je in stilte door het landschap fietst en daarbij de loerende angst dat de woning over vijf jaar hierdoor minder in waarde is gestegen dan gehoopt. En zeg nou zelf, tussen golfplaten loodsen zou je nooit in een huis investeren.
Grondpolitiek wordt gevoerd op alle niveaus van besluitvorming van rijksoverheid, waterschap tot stadsdeelraad. Strijdigheid van belangen impliceert zo tegenstrijdig beleid op die niveaus. De light rail verbinding langs de Oude Rijn is een investering die het open weideland en de door Steven Slabbers bepleitte ‘evergreens’ daar bedreigt. En komend jaar valt daar een beslissing. Misschien iets om de gemeentelijke verkiezingsprogrammaas op te toetsen?