Schoonheid

(Chepos 13 uitgave TU Eindhoven mei 2008)

Over smaak valt te twisten en over Schoonheid des te meer. Smaak raakt – net als opinie, geloofsovertuiging en kunne – de integriteit van het individu, maar Schoonheid is wat anders dan smaak of uitstraling, Schoonheid ís en heeft in Nederland een eigen canon. Ga morgen zelf eens na wanneer je in relatie tot de gebouwde omgeving voor het laatst een sterke Schoonheidservaring beleefde. Ik vraag je na te gaan of dat in onze stad, ons land of op ons continent was, in je vrije tijd, bij je werk of op vakantie. Ook vraag ik je bij jezelf te rade te gaan of je die emotie wel eens hebt gehad op een plein of gebouw uit de periode 1970-1990. Of kan je je eigenlijk ook geen gebouwen meer herinneren uit die tijd?

 

Schoonheid
Architecten laten zich in het algemeen over Schoonheid ten onrechte niet uit. Hooguit maken ze naar geloofsgenoten schampere opmerkingen of verzet hun handelen zich stilzwijgend daartegen. Spreken over Schoonheid blijkt de goden verzoeken: Erick van Egeraat zei in een interview in NRC onlangs nog hele redelijke dingen maar die konden eenvoudigweg niets te maken hebben met de afbeeldingen van zijn afzichtelijke gebouwen. Woorden schieten blijkbaar tekort: het lijkt of een architectenopleiding je inwijdt in een heel andere schoonheidbeleving dan andere stervelingen. Maar daarbij, architecten zeggen veelal hetzelfde, vinden ook hetzelfde mooi maar bouwen toch uiteenlopende –en ronduit lelijke– dingen. Is architectuur en stedenbouw dan uitgesloten van een Schoonheidsbeleving, door budget, regelgeving, traditie of cultureel isolement van de professie? 

Bij de vrije kunsten –beeldhouwkunst, schilderkunst, muziek en dichtkunst– is het direct aanspreken van emoties de wonderbaarlijke bestaansvoorwaarde voor de kunst zelf. Daarom kan je als herboren een museum of concertzaal verlaten. Bij de gebonden kunsten –kunstnijverheid, industriëel ontwerp, bouwkunst– is dat moeilijker: nut en noodzaak wedijveren tenslotte met verleiding en behagen. Maar in de architectuur en stadsbouwkunst is de ruimtelijke ervaring het unieke en onvervreemdbare middel waarmee we als vormgevers direct de emotie van het publiek raken. De begrenzing om ons heen, beschutting en openheid, licht en uitzicht en de ervaring van detail met de materialisering op de schaal van de handpalm. Of het nu gaat om het interieur van een kamer, een zaal, een plein, een straat, een tuin of een dorpsrand. Een onverwacht doorzicht, een fraai detail: het spel van conventie en inventie moet daar een welbewuste richting krijgen in het ontwerp.

Landschap
Ons landschap, onze stedenbouw zijn het resultaat van menselijk ingrijpen in onze natuur en in Nederland betekent het dat we in anderhalf millennium ons land hebben vergroot en enkele malen opnieuw hebben vormgegeven. Sturend daarbij zijn geweest de strijd tegen het water, de winning van zand en turf, de groei van maat en aantal dorpen en steden, efficiënte verkeersverbindingen over water en land en tenslotte de omvorming van ons landschap ten behoeve van industriële productie van vee en akkerbouwproducten. Dit productivisme heeft geleid tot verlies aan rauw landschap, heeft geleid tot monotonie, een grove schaal en een zekere leegheid. In enkele gevallen heeft het tot resultaten geleid waar we aan gewend zijn geraakt en die we zijn gaan waarderen: de 17e eeuwse droogmakerijen, maar ook ‘het groene hart’ tussen Bodegraven en Alphen, de plantages van mijnhout op de Veluwe en in WestBrabant die we nu onze bossen noemen. Onze generatie herverkavelt het landschap van intensieve veehouderij en akkerbouw en staat op het punt grote delen van ons land te versjacheren, te verbedrijfsterreinen of te verparken. Het rauwe, nauwelijks bewoonde landschap dat we ver weg op vakantie zoeken en dat we op 17e eeuwse schilderijen nog terugzien is een welkome inspiratie het landschap andermaal te transformeren tot betekenisvolle ommelanden van onze steden en dorpen.

Jaarringen
Samenhang en harmonie maken delen en ensembles zichtbaar; contrasten breken ensembles op in fragmenten. Wanneer de architectuur, maat en functies van gebouwen verwant zijn kan de stadsbouwkunst ervaarbaar worden: je kunt het geheel ervaren en toch ook het samenstellende deel. Je kunt de maat van een plein, een laan en een hof voelen als een interieur. Het duidelijkst is dit in de historische kernen van steden en dorpen waar –binnen een zekere bandbreedte van materialen, stijlen, maten en schalen– een rijke gelaagdheid is ontstaan. Om dit te willen is een cultureel zelfbewustzijn vereist en dit vraagt een onbaatzuchtige inspanning van architecten, initiatiefnemers en stedenbouwers. Een van de doodlopende einden van het modernisme was het gedweep met het Contrast als middel om tot Schoonheid te komen. Bij een contrast houden Oud en Nieuw elkaar in een wurggreep en ontstaan er slechts kruimels. Het contrast van de Moderne Beweging was een leugentje om bestwil om destijds überhaupt hun gebouwen gerealiseerd te krijgen –dikwijls ten koste van hun directe omgeving. Die samenhang en harmonie is onbedoeld ontstaan in de jaarringen die onze dorpen en steden kennen: alle stadsuitbreidingen van de laatste 150 jaar hebben een stedenbouw en architectuur die de waan van de tijd reflecteert. Negentiende eeuw, twintig-veertig gordel, wederopbouwwijken, bloemkoolwijken, Vinex wijken: aan de hand van de kenmerken hiervan kunnen we ons oriënteren in elke vreemde stad en kunnen we een woonomgeving kiezen die ons het beste past. Het is onze verantwoordelijkheid de kwaliteit van die gelaagdheid te onderhouden en te versterken, te verfraaiien en zo geschikt te maken voor een langdurig en duurzaam proces van herstel en vervanging.

Tectoniek
Bouwkunst bestaat niet zonder bouwkunde en de oorsprong van de bouwkunst in de bouwkunde is één van haar bronnen. Een lijst, een muuranker, een dakkapel: de betekenis van elk onderdeel kan uitgedrukt worden in geëigend ornament, bouwkunst als verdichting van bouwkunde. De levende traditie waar die een onderdeel van uitmaken zijn niet meer en niet minder dan een canon van werkende uitvindingen die we moeiteloos elke dag kunen gebruiken tot we een betere vinden. Een canon uitbreiden kan altijd maar is geen sinecure: er zijn veel minder geniale architecten en ontwerpers dan we denken. De veelgehoorde misvatting dat ‘een kroonlijst eigentijds gemaakt kan worden door hem abstract te maken’ toont dat de kroonlijst niet begrepen is en bezuiniging niet het eerste doel van de moderne beweging was. Vereenvoudiging is bovendien iets anders dan abstractie. Het probleem van het modernisme is dat zij veel architectonische middelen niet in wil zetten (raam- en roedeverdelingen, profilering van doorsneden) maar geen enkel ander alternatief heeft dan de-materialisatie en transprantie. Raamroedes zorgen ervoor dat het gevelvlak ook voor de vensteropeningen doorgaat –als een voile en de architecten van de Amsterdamse School en Dudok begrepen dat goed. Je oog stelt scherp op de raamroede, niet op het interieur zodat je binnen meer privacy hebt. Profilering van doorsnedes maken sinds de gotiek de kolommen eindeloos rank en slank zonder de constructie op de proef te stellen.
Innovatie omarmen als loos begrip is zinloos wanneer die innovatie geen duidelijk doel dient: centrale verwarming was een goed idee net als prefabricage. Innovatie in vorm is dilettant wanneer het als ‘Novelty architecture’ alleen maar nieuw wil zijn en dús morgen vergeten: anderhalve eeuw wereldtentoonstellingen heeft immers weinig memorabels opgeleverd. De faculteit bouwkunde in Delft laat onderzoek naar de mogelijkheden om Blobs te laten maken –gebouwen die we slechts kennen van de zwaartekrachtloze schijnwereld van het beeldscherm. Het is even lachwekkend wanneer Iglo onderzoek gaat doen naar een diepvries–spinazie waarvan we allen de kracht van Popeye verwerven.

Vastgoed
Vastgoed is handel en blijkens Quote geen slechte. Dat betekent dat de bouw mede het domein geworden is van captains of industry die er hun vermogen vergaren. Het betekent dat opdrachtgevers, beleggers, het uitvoerend bouwbedrijf, regelgevende overheden en leveranciers hun eigen agendaas toevoegen aan wat we als ontwerpers willen. In illustratie, retoriek, inhoudelijke onderbouwing en technische tekeningen moeten we hen verleiden met onze kunst en kunde. De bouw is in Nederland in hoge mate aanbod-gestuurd waardoor we als ontwerpers de gebruikers en bewoners niet als directe klant hebben. Omdat zij het uiteindelijke succes en onderhoud van onze ontwerpen bepalen moeten we naar hen luisteren dwars door de gesprekken met ontwikkelaars en makelaars heen. Kartels van certificaathouders en garantie-instituten schrijven ons veelal armelijke –en zelfs bouwtechnisch onvolkomen– constructies voor op straffe van uitsluiting van garantiefondsen. Voor ontwerpers-ingenieurs is dit onaanvaardbaar en dus een permanente zorg.

Werk
In ons werk –in de luwte van publiciteit– proberen we toevoegingen te doen die de context ondersteunen daar waar we kwaliteiten zien. Dat betekent soms een heel terughoudende architectuur, soms een uitgesproken stedenbouwkundig ingreep of typologie. ‘Hedendaags’ is het per definitie en dat toont zich altijd –ook als je het niet zou willen. De traditionele architectuur van de wederopbouw –namen als Berghoef, Rouville de Meux en Eschauzier– laten zien hoe met kennis en talent een leesbare inpassing in een tijdloze stedenbouw gemaakt kan worden. De 18e eeuwse hollandse architectuur is eenvoudig en bestaat uit fraaie lijsten, deuren ramen en metselwerk –meer niet– en toch kun je er hele binnensteden mee maken. Om die redenen is het een architectuur die heldere, bruikbare aangrijpingspunten biedt voor de ontwerpvraag van vandaag –op het niveau van de individualiteit binnen het grotere geheel, op het niveau van het woningtype en representatie, de bouwmethodiek en prefabricage en op het niveau van de locale traditie.
Het emuleren van dat beeld –een woning waarvan de gevel een gelaagde thermisch ontkoppelde constructie is, ramen met schijnroedes, verdekte zelfregelende ventilatieroosters– is een zorg en een sport op zich. Traditionele details worden doorgaans uitgesloten van garanties die slechts voorbehouden zijn aan lelijke standaarddetails uit de tijd dat galerij- en portiekflats werden voorgeschreven aan bouwers en kopers. Productontwikkeling heeft hier een heel scherp omlijnde betekenis waarbij het eindproduct een fraai –maar overigens argeloos– raam mag zijn. Het betekent voor elk project het gesprek voeren met timmerfabrieken, schilders, garantie-instituten en opdrachtgevers. 

Zorg
Schoonheid schept Schoonheid en Schoonheid is duurzaam. Iets moois, iets dat niet onverschillig laat, wordt beter onderhouden dan iets lelijks: Schoonheid doet een beroep op haar rentmeester die Schoonheid te onderhouden. Schoonheid is het ultieme middel waarmee het object (een voordeur, een kroonlijst, kozijn, stoel, beeld, schilderij, stofzuiger) buiten zijn functionele onmisbaarheid, zijn directe nut, zijn bestaan kan rekken. Een van de belangrijkste middelen om inhoud te geven aan ons bestaan is het geven van zorg: aan elkaar, aan hen die zorg nodig hebben, zorg aan onze planeet en zorg aan wat we tot stand gebracht hebben. De stad –de fysieke bouwmassa waarin we in staat zijn in grote groepen met elkaar samen te leven– is een economische, sociale en culturele prestatie die onze dagelijkse zorg en inspanning verdient. Zo bezien is elke historische kern van stad en dorp in ons land een inspiratie om ons vak beter te begrijpen en uit te oefenen.

Download PDF