Op vrijdag kopte de krant dat het over en uit was op Rotterdam CS: het magistrale station van de architect Sybold van Ravesteyn gaat nu tegen de vlakte. Het ontwerp met de proleterige champagneglazen bleek te duur, een gelegenheidscombinatie met Benthem en Crouwel viel ‘dus?’ ook weer hier in de prijzen. Het plan lijkt ook hier weer geheel uit glas opgetrokken en we zijn benieuwd naar de resultaten van de onderhoudsinspanningen na 20 jaar. De woensdag erop op een berichtje op pagina drie dat het budget voor het nieuw te bouwen station Rotterdam CS fors overschreden gaat worden; kennis die ook bij de start van de sloop al voorhanden moet zijn geweest. De zaterdag erop een bijlage van de Volkskrant over de Ruimtelijke Agenda, de verrommeling en de vermeende effectiviteit van ruimtelijke planning. Een pronte verklaring van ’s lands rijksbouwmeester en zijn adviseurs waarin de ozonlaag, de filedruk, het kwalitatieve woningtekort en de windhandel in bedrijventerreinen worden verknoopt. Je kan je moeilijk voorstellen dat een architect die daaraan meeschrijft niet zijn stinkende best doet om tenminste de rotterdamse perronoverkappingen van van Ravesteyn te behouden.
Wel eens goed naar gekeken nu het nog kan? Tapse met travertijn beklede kolommen dragen een afgetimmerde ligger vanwaaruit in gracieuze symmetrie een betonschaal opwelft. Op de koppen van de perrons zijn deze profielen dun gedetailleerd als het profiel van een vogel. Op een wat grotere afstand is te zien dat de spatkrachten van deze zelfdragende betonschalen door dwarsribben worden opgenomen die vanaf het perron niet zichtbaar zijn. Het geraffineerde van de vorm zit in de verlichting; het daglicht wordt verstrooid door een langwerpige strook draadglas, opgesloten in de betonschaal, die de regen weert maar het licht doorlaat. Het kunstlicht bestaat uit fraaie speciaal gemaakte langwerpige armaturen waarin TL-licht de schalen zacht aanschijnt. Kiosken en dienstgebouwtjes zijn midden onder de draagbalk geplaatst: het dak in een barokke contra-welving afgetimmerd met ronde ramen de schaal aanlichtend. Het vernieuwende van deze perronoverkapping zit hem niet in de Calatraveske vorm, niet in de uitzonderlijke Torroja-achtige betonbekisting en wapening die is gebruikt, zelfs niet in de door Aalto geïnspireerde sensibiliteit van licht en materiaal. Het meest bijzonder is namelijk het zicht haaks op de perrons wanneer de fraaie schalen geheel onzichtbaar zijn en er slechts een eindeloos zicht rest op de bestrate perrons en de dun belijnde draagbalken. Een kolossaal balkenplafond in stralend zonlicht of in stralend kunstlicht en daarmee als virtuele kap een waardige modernisering van de traditonele spoorkap. De spoorwegen kampen met het probleem van de verlichting. De traditionele kappen van Amsterdam, Den Haag HS en Haarlem zijn sfeervolle monumenten. Het sfeervolle spaarzame kunstlicht ’s avonds in Haarlem heeft ervoor gezorgd dat iedere filmregisseur die locatie als set kiest. In Amsterdam is een proef om een nieuwe verlichting aan te brengen. Er moet op de perrons 120 lux gehaald worden (net als op een schrijftafel) en het ontwerp bestaat uit enorme ver-stralers die de enorme kap aanstralen. Dat die lampen je verblinden wanneer je op de perrons ertegenover staat doet er dan even niet toe –netzomin als de hoeveelheid energie die erdoor verstookt wordt. Margadants Haarlem en van Ravesteyns Rotterdam CS zijn als uitersten zeldzame ijkpunten voor wat Benthem en Crouwel over Nederland zullen uitrollen. Bij elke naar beneden vallende glasplaat, elk onaangenaam lichtcontrast en elke vervuilde glas- en staalconstructie herdenken we hen.