Om de vorm van architectuur op begrip te brengen is wel eens een onderscheid gemaakt in een drietal hoofdstromen, te weten functionalisme, rationalisme en culturalisme. Deze eenvoudige driedeling zou het mogelijk maken architectuuropvattingen te onderscheiden, namelijk één die de functie tot vormgevende bepaling maakt, één die de architectuurhistorische continuïteit tot vormgevende bepaling maakt en één die de culturele 'Zeitgeist' van-de-dag tot vormgevende bepaling maakt.
Hoe handig deze driedeling ook zijn moge om het bladeren door tijdschriften te vergemakkelijken, hij schiet tekort wanneer we niet zozeer het eerste en oppervlakkige beeld van de architectuur willen onderzoeken, maar de materialisering ervan: de discipline om een beeld of tekening daadwerkelijk te bouwen en als bouwwerk deel te laten nemen aan het dagelijks leven.
De practische realiteit die het bouwen eenmaal is maakt dat duidelijker dan de hersengymnastiek van een architectuurtheorie, de meeslepende visionaire schets of een sprookjesachtig schaalmodel. Het bouwen bestáát als vak en het eist van elke ontwerper om door alle schalen ontwerpuitspraken te doen die het bouwvak hanteren en tegelijkertijd bijdragen aan de kracht van het ontwerp.
De bemoeienissen van de avant-garde met de bouwtechniek hebben nogal wat manifesten opgeleverd die er anders uitzagen dan dat ze daadwerkelijk tot stand waren gekomen. De vorm demarreerde van de uitvoering.
Architecten als Calatrava en Piano beroepen zich nu op de mogelijkheden die onderzoek en computer bieden om tot vrijere vormen te komen. Architecten als Rossi, Terry en Krier beroepen zich in hun ontwerpen op historisch overleverde vormen en betekenissen. Vormen en betekenissen die een sterke band hebben met traditionele konstruktieve principes: gestapelde wanden, overspannen vensteropeningen, traditionele schuine dakvlakken met de bijbehorende ondersteuningskonstrukties en een ornamentiek die haar wortels heeft in de gecodificeerde houtverbindingen van de griekse tempel.
In een bouwmethodiek waar alleen de toplaag als fineer 'het gebouw een smoel geeft' is de architect gedoemd nog slechts te schilderen en te behangen. De architect moet terug naar de discipline van het bouwen. De 19e eeuwse monumenten waren doorgaans het werk van ingenieurs, die dichterbij de uitvoering stonden dan architecten toen en nu: Paxtons Crystal Palace is in eerste instantie als logistiek probleem aangepakt. Het werd in tien dagen ontworpen, in tien maanden gebouwd en legde beslag op een derde van de totale glasproduktie van Engeland in 1851.
Op dit moment wijzigt de architectenpraktijk zich. Na de zestiger jaren heeft de architect terrein gewonnen waar het zijn programmatische expertise en vormgevingsexpertise betreft. Het herformuleren van de bouwopgave in de stad in de jaren zeventig, het problematiseren van het stedebouwkundig ontwerp en het vergroten van de communicatieve waarde van gebouwen zijn hiervan voorbeelden. Tegelijkertijd is zijn technische expertise afgekalfd en niet verder ontwikkeld dan het bedenkelijke peil waarin de professie is gebracht in de tijd van massawoningbouw. Op dit terrein is een geheel nieuwe laag adviesburoos ontstaan, dat als buffer optreedt tussen uitvoerend bouwbedrijf en architect. Behalve technische adviezen mbt konstrukties en installaties neemt dit buro ook de voortgangsbewaking, de planning en procedures voor haar rekening, bewaakt de kosten en neemt de architect de werktekeningen uit handen. Deze ontwikkelingen, in een stroomversnelling gebracht door uniformer internationale afspraken over kwalifikatie, normering, projectvoorbereiding en aanbesteding, hebben hun oorsprong in landen als Frankrijk. Het Bureau d'Études is daar altijd al aanwezig geweest om het definitief ontwerp van de architect om te ztten in een bestek, bestekstekeningen en werktekeningen. Komende decennia zal de ontwerper aan beide kanten van de tafel komen te zitten: als ontwerper, die verantwoordelijk is voor de hoofdopzet van het plan, en als uitwerker, die een project vormgeeft, materialiseert en doorwerkt binnen die ingeslagen weg. De praktijk in Frankrijk laat zien dat beide ontwerpers hun vak en hun taal moeten verstaan.