Is de Zuid-As mislukt wanneer het streven om de infrastructuur ondergronds te brengen en te overbouwen te ambitieus blijkt? Als er geen dokmodel komt maar uitgeweken moet worden naar een dek- of dijkmodel? Moet de rijksoverheid dokken om er een volwaardig stadsdeel van te maken, zoals de Amsterdamse wethouder Maarten van Poelgeest beweert? Het hangt maar net van je ambities af.
De Zuid-As kon opkomen in de luwte van het gekrakeel rond de IJ-oevers. De Gemeente Amsterdam, supervisoren en wereldberoemde ontwerpers stapelden om beurten hun torenhoge ambities op de kaden aan het IJ. Misschien dat we toen met zijn allen even niet alert waren, maar de zichtlocatie aan de A10 ontwikkelde zich in korte tijd tot een heus ‘businesspark’.
Na het vastlopen van de IJ-oever-ontwikkeling verplaatste ook de gemeente de bal naar het speelveld aan de Boelelaan. Saab garage ‘De Snelheid’ ging tegen de vlakte om plaats te maken voor het hoofdkantoor van ING. Temidden van de kantorenexplosie door ontwikkelaars en particuliere beleggers bleef de overheid ver achter. De infrastructuur van station Zuid-WTC is tot op de dag van vandaag niet meer dan een overvol boemeltje, tegelwerk en een verveloze kap. En een royale afslag van de ring met een fraaie boulevard is er ook nog niet. Is dat dokmodel wel daadwerkelijk het dragend concept van de Zuid-As, of is het een noodsprong ‘om er nog wat van te maken’?
Bij naspeuringen op web blijkt het niet gemakkelijk een beeld te krijgen van wat de masterplanners eind jaren ‘90 met de Zuid-As voor ogen stond. Een bezoek geeft niet het idee dat we hier te maken hebben met de eerste bouwfasen van een nieuw stadsdeel in wording. Wanneer de Zuid-As zich zou schikken in haar identiteit van ‘high-density business park’, dan voldoet het nu al aan de verwachtingen. Maar een echt stadsdeel? Nou nee..
Globale kaarten tonen een matje dat over de A10 en het spoortracé is heen gelegd. De straten over de ring heen lopen niet door: een netwerk wil het matje niet zijn –meer een bundel. Rode blokjes emuleren het beeld van een stadskaart. Ruimtelijke schetsen en impressies illustreren dat de rode blokjes soms vrijstaande gebouwen zijn, soms vrijstaande gebouwen op sokkels en soms alleen maar sokkels. Ter plaatse, één op één, blijken al die blokjes individuele kavels. Wanneer elk bouwblok één bouwheer, één ontwerper en één handschrift heeft, zou de stedenbouwer een rijk palet aan bouwvoorschriften uit de kast moeten trekken om het geheel de diversiteit en rijkdom maar ook de broodnodige samenhang en identiteit te geven van een waarlijk stadsdeel.
Het voorstel van wethouder Carolien Gehrels om de Zuid-As te verrijken met een culturele voorziening is door de beoogde bruikleengevers afgeschoten. Het Museumplein ligt altijd al onhandig ver verwijderd van de schilderachtige monumentale kern en de recente geschiedenis leert dat de opkomst van de PC Hooftstraat echt niet aan de nabijheid van het Van Gogh Museum te danken is. En daarbij, waarom willen we de bezoekers van drie belangrijke musea attent maken op Viñoly, Van Egeraat, KPF en Meyer & van Schooten?
Het sterke van La Défense is dat het een kunstmatige heuveltop is vanwaar je terugkijkt op de historische stad: een businesspark dat een eigen ruimtelijk concept heeft, maar dat tegelijkertijd een relatie houdt met haar stadskern. Clemens Steenbergen heeft weliswaar aangetoond dat de Grande Arche een derderangs toevoegin aan de as van le Nôtre is, maar het blijft een schoolvoorbeeld van een sterk samenhangend concept. En een sterk samenhangend concept is flexibel naar de toekomst omdat het draagvlak heeft. Masterplan Zuid-As ontbeert dat te ene male en noch een Rembrandt, noch een peperduur dok lost dat op. Het is een middelmatig businesspark en dat blijft het. Het is te hopen voor Maarten van Poelgeest dat hij de bonnetjes heeft bewaard.